Inleiding
In dit gedeelte van de cursus wil ik een aantal countertrend indicatoren gaan bespreken.
Deze indicatoren zeggen je wanneer er een top of bodem is (ook wel overbought of
oversold). Deze indicatoren hebben een 'leading' karakter. Ze geven het signaal net
voor een top of bodem en werken het beste in een zijdelings bewegende markt.
Relative Strenght Index
Inleiding
De Relative Strenght Index, ook wel RSI genoemd, is naast het voortschrijdend gemiddelde, ook een veel
gebruikte indicator. De indicator is gemaakt door een bekend analist genaamd Welles Wilder. De naamgeving
van de indicator is misschien een beetje misleidend. Het is namelijk niet een indicator om de relatieve sterkte
tussen twee aandelen te bepalen, maar om de relatieve sterkte ten opzichte van zichzelf te bepalen.
Berekening
De formule voor de RSI is de volgende :
RSI=100 - (100/(1+RS))
RS is het gemiddelde van de slotkoersen van de hoger sluitende dagen gedeeld door het gemiddelde van de
lager sluitende dagen. Wilder gaf tijdens zijn introductie van de RSI aan dat je een periode moest nemen van
14 dagen. Dus een 14 daags RSI wordt berekend door het gemiddelde van hoger sluitende dagen in een
periode van 14 dagen gedeeld door het gemiddelde van lager sluitende dagen in die periode. De berekening
lijkt misschien wat ingewikkeld, maar tegenwoordig zit deze indicator standaard in vele technische analyse
pakketten, zodat je het niet zelf meer hoeft uit te rekenen.
Toepassing
Wilder heeft zelf een aantal toepassing gegeven voor de RSI, waar ik er nu een aantal van zal bespreken.
1. Toppen en bodems.
De RSI kan waarden aannemen van 0 tot 100. Als de RSI boven de 70 komt en er dan weer onder, dan is er
een top ontstaan. Een bodem wordt gevormd als de RSI onder en daarna weer boven de 30 komt. Deze
toppen en bodems worden vaak eerder gevormd dan toppen en bodems in de koers van het onderliggende
aandeel. Vandaar dat het signalen zijn die aangeven dat er een mogelijke verandering is in de heersende trend.
De grenzen 30/70 hangen echter wel af van een aantal factoren. Deze waarden werken goed in een zijdelingse
markt, maar in een trend werken andere waarden soms beter. In een stijgende trend werken de grenzen 40/80
soms beter en in een dalende trend 20/60. Verder liggen de grenzen ook aan het aantal dagen dat je neemt
voor de RSI. Bij een kortere RSI, bijvoorbeeld 5 dagen, zou je beter 20/80 kunnen nemen omdat bij een
kortere RSI de uitslagen groter zijn.
2. Chart figuren.
In de RSI kan je, net als op koersgrafieken, bepaalde technische analyse figuren ontdekken. Deze hebben dan
ook dezelfde interpretatie als op koersgrafieken. Bekende figuren zijn driehoeken en hoofd-en-schouder
formaties.
3. Divergentie.
Een van de meest bruikbare toepassingen is het fenomeen divergentie. Divergentie is het fenomeen dat een
indicator, in dit geval RSI, niet dezelfde richting opgaat als de onderliggende aandelenkoers. Je hebt positieve
en negatieve divergentie. Positieve divergentie komt voor als de RSI hogere bodems maakt, terwijl de
aandelenkoers nog steeds lagere bodems maakt. Negatieve divergentie komt voor als de RSI lagere toppen
maakt terwijl de aandelenkoers nog hogere toppen maakt. Divergenties zijn geen signalen op zich, maar zijn
zeker zeer goede waarschuwingssignalen om aan te geven dat de bestaande aandelentrend misschien aan zijn
einde is. Voor een daadwerkelijk signaal gebruik je dan andere indicatoren zoals de voortschrijdend
gemiddelden.
Voorbeeld
Ik zal nu de RSI behandelen met een (oude) grafiek van Baan.
De RSI staat boven de koersgrafiek en is berekend met 14 dagen. Zoals je kan zien is er rond half 1997 een
top ontstaan in zowel de RSI als de koersgrafiek. Echter begin 1998 ontstaat er een hogere top in de
koersgrafiek, alleen in de RSI is de top lager dan de vorige. Hier was dus sprak van negatieve divergentie.
Men moest dus opletten op een mogelijke stopzetting van de stijgende trend.
Vanaf eind 1998 zien we ook divergentie en wel positieve. De koers maakt namelijk steeds lagere bodems
terwijl de RSI hogere bodems maakt. Weer een waarschuwing dat de bestaande trend misschien ophoudt (in
dit geval een dalende). Om dan te kijken wanneer er een daadwerkelijk signaal is, kan je bijvoorbeeld een
kruising nemen van twee voortschrijdend gemiddelden en belangrijke punten waar steun of weerstand is. Deze
kwam halverwege 1999 zoals aangegeven met de pijl. Daarmee is Baan terechtgekomen van een negatief
gebied naar een neutrale.
Meer leren over technische analyse? Er is nu een cursus Praktische Technische Analyse waar je d.m.v. videomateriaal en
praktijkvoorbeelden leert om zelf technische analyses te kunnen maken om zo beter en onafhankelijk te kunnen beleggen.